Onderwijsprogramma

In het onderwijs van DBKV is zowel verbredend als verdiepend van aard, en omvat in de basis drie domeinen, te weten beeldende kunst & vormgeving, (kunst)educatie en theorie van kunst en cultuur. Daarbinnen volg je verschillende programma's, van workshops en basisprogramma's tot aan specialisaties en projecten.

Beeldend
Bij Beeldend leer je het domein van kunst en vormgeving (design) kennen. We spreken over kunst en design omdat het scherpe onderscheid tussen autonome en toegepaste kunst vervaagt en omdat de grenzen tussen de disciplines steeds meer verdwijnen. Door het hanteren van de twee termen, suggereer je twee verschillende dingen, maar in de praktijk vloeien die in elkaar over en zijn ze niet helder van elkaar te onderscheiden. Je gaat maken, kijken en reflecteren op kunst en design. Denk aan vakken als: product design, schilderen, tekenen, bewegend beeld en ruimtelijk.

Theorie
Bij Theorie onderzoek je de rol en positie van de kunst en design in de samenleving. Je bevraagt jouw positie, je bestudeert andere makers, je verdiept je in tendensen en je leert meer over leer- en sociale psychologie en filosofie. Denk aan vakken als: actualiteit, kunsttheorie en filosofie.  

Educatie 
Bij Educatie leer je het hybride werkveld kennen van de binnenschoolse setting (basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs) tot de buitenschoolse setting (musea, kunstinstellingen, festivals, uitgeverijen). 

Je verwerft kennis van leren, specifieke doelgroepen en sociale psychologie. Maar ook onderwerpen als het ontwikkelen van educatie, kerndoelen en methodes behoren tot dit domein. De stages vormen ieder jaar een belangrijk onderdeel van de studie. 

 

Programma's 
Om je goed voor te bereiden om het toekomstige werkveld volg je diverse programma’s. Deze bieden voldoende basis maar geven ook ruimte voor specialisatie. Je leert het werkveld kennen via stages en daarnaast leer je te innoveren. 

1. Basisprogramma
Het basisprogramma is voor iedere student. Hierin komen kennis en vaardigheden aan bod die voor iedere student relevant zijn. Het basisprogramma speelt met name in het eerste jaar en loopt door in de middenfase, alleen ligt daar minder de nadruk op.

2. Specialisatieprogramma 
Het specialisatieprogramma speelt in de middenfase van de studie. Zowel in het tweede als in het derde jaar maak je een keuze uit vijf inhoudelijke themagebieden. Een jaar lang wordt je één dag per week begeleid in een programma waarin je beeldend wordt uitgedaagd, inhoudelijk input krijgt, samen op excursie gaat en werkt met gastdocenten In beide jaren volg je in principe een ander specialisatieprogramma. Je werkt in een gemengde groep van studenten van voltijd en deeltijd uit het tweede en het derde jaar. Elk van de specialisatieprogramma’s wordt gegeven door een duo van docenten.

3. Keuzeprogramma
Het keuzeprogramma speelt ook de middenfase van de studie. Je kiest zowel in jaar 2 als in jaar 3 uit beeldende, theoretische en educatieve keuzevakken. Deze vakken zorgen voor verbreding en verdieping. Je ontdekt hier de mogelijkheden van andere invalshoeken, materialen en technieken. Jouw keuze voor beeldende vakken kan themagericht zijn, of meer vanuit een bepaalde techniek of discipline. Bij de theoretische en educatieve keuzevakken kun je denken aan schrijfvaardigheid, specifieke kennis over bepaalde doelgroepen of thema’s uit de kunst- en designtheorie. 

4. Workshops
In de middenfase van de studie kun je drie keer per jaar kiezen uit een aanbod van workshops om specifieke technische vaardigheden op te doen. Denk aan zeefdrukken, perspectieftekenen, textiel bewerken of keramiek. De expertise van de werkplaatsen en het docententeam wordt hiervoor ingezet. Als student kies je vanuit interesse of de behoefte aan specifieke technische kennis om iets te kunnen maken wat je voor ogen hebt binnen bijvoorbeeld het specialisatieprogramma. De workshops zijn dus ondersteunend aan de bestaande beeldende programma’s, en ze kunnen ingezet worden op basis van eigen interesse.    

5. Projecten
Gedurende de gehele opleiding zijn er jaarlijks twee projectperiodes (telkens in januari en juni) met de Winter en Summer Projects. In iedere fase van de studie zien deze er anders uit. Daarnaast is er ieder jaar een project van het Interdisciplinaire Programma, waarbij wordt samengewerkt met studenten van de docentenopleiding Theater en Dans. Klik hier voor een mooi voorbeeld van deze samenwerking. 

Tot slot zijn er onderdelen of vakken in de studie die als projectonderwijs getypeerd worden. Projecten betreffen altijd samenwerking, bijvoorbeeld met andere disciplines of met het werkveld, en ze hebben altijd een focus op wat er zich afspeelt buiten de eigen discipline en academie.Kwaliteiten die je ontwikkelt tijdens de projecten: samenwerken (verantwoordelijkheid nemen, taakverdeling maken), zelfstandig werken (waaronder time-management), eigen doelen formuleren binnen een kader en presenteren naar het publiek. 

6. Stages
Ieder jaar ga je op stage, in jaar 1 en 2 op basisstage in het middelbaar onderwijs. In jaar 3 en 4 kun je kiezen voor een focus op het binnen- of buitenschoolse werkveld. In jaar 4 ben je vrij om de omvang van je stage te bepalen ten opzichte van je beeldend afstuderen. Stage-ervaringen vormen een belangrijk onderdeel van jouw professionele vorming. Het is de plek waar alle competenties uit het beroepsprofiel samenkomen, waar de kennis die je verwerft tijdens de opleiding op z’n plek valt in de praktijk. De stage-biedende school laat je ervaren welk onderwijstype bij je past, wat voor docent je zou willen zijn en wat jouw eigen opvattingen over onderwijs zijn. 

 

De opleiding is verdeeld in drie fases: de propedeuse, de middenfase en de eindfase. 

Propedeuse (jaar 1) 

In de propedeuse bouwen we aan de basis. Je leert – bij zowel de beeldende als de educatieve vakken – tools, technieken en vaardigheden hanteren om een basisniveau te bereiken. De actualiteit is het vertrekpunt. Daarmee ontdek je de relevantie en urgentie van kunst in de maatschappij. Je ontwikkelt een besef van de huidige tijd en leert wat er speelt in de kunstwereld en je leert je daartoe te verhouden. Ook de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van kunsteducatie komen in het eerste jaar aan bod. 

De propedeuse is oriënterend, verwijzend en selecterend van aard. Als student leer je de studie kennen en krijg je een beeld van het werkveld waarvoor we je opleiden. Daarnaast leert de opleiding jouw als student kennen en krijg je in het eerste jaar advies of we de studie bij je vinden passen en wat je kunt doen om hier zo optimaal mogelijk te studeren. Dat advies krijg je van het gehele docententeam en dat gebeurt tijdens de schouw.    

Alle vakken die je in de propedeuse volgt, behoren tot het basisprogramma en zijn dus voor iedere student hetzelfde.

Middenfase (jaar 2 en 3) 

In de middenfase van de studie maak je keuzes. Je brengt je eigen ideeën, passie en ervaring in. Tegelijkertijd brengt de academie het andere, onbekende en het nieuwe in. De confrontatie wordt gezocht: ‘schuren is gezond’. In de middenfase zijn er programma’s die je gezamenlijk volgt met studenten voltijd en deeltijd en andere jaren en er zijn vakken die je met jouw jaar volgt. 

De middenfase van de opleiding sluit je af met een presentatie aan je docententeam (aan alle begeleiders van de eindfase) om voor jezelf doelen en uitdagingen voor de eindfase van de studie te formuleren. 

Eindfase (jaar 4) 

In het vierde jaar zijn studeer je af in de drie domeinen van de studie: beeldend, theorie en educatie. Hierbinnen bepaal je een individueel profiel dat past bij je interesse en de beroepspraktijk.Je kunt bijvoorbeeld de nadruk leggen op vormgeving of juist op autonome beeldende kunst. Je kunt daarbinnen kiezen voor een bepaalde specialisatie: fotografie, constructie, meubel design, illustratie, animatie, game, e.d. Ook kun je je specialiseren in interdisciplinair werken en cultuurgeschiedenis, als je bijvoorbeeld later het vak Kunst Algemeen wilt gaan geven. 

Voor het beeldende domein werk je aan je eigen beeldend werk. Voor educatie loop je je eindstage, binnenschools of buitenschools (waarbij een LIO-stage tot de mogelijkheden behoort). En bij theorie doe je onderzoek welke je schriftelijk vastlegt. Binnen deze drie domeinen kun je zelf de bandbreedte bepalen; er is een minimaal en maximaal aantal studiepunten per domein met een totaal van 60 EC. 

 

7. Individuele begeleiding
In het laatste jaar van de opleiding ligt de nadruk niet op vakken en programma's maar op het begeleiden van jouw individuele studietraject. Dat geldt voor de eindstage die je loopt, voor het theoretisch onderzoek dat je doet, en voor het beeldende traject waarin je toewerkt naar je eindpresentatie op de ArtEZ Finals. Bij het beeldende traject wordt je daarbij door meerdere docenten begeleid, grotendeels bepaald door je eigen voorkeurenen inhoudelijke richting. 

8. Aanvullend programma 
De opleiding en de studenten organiseren allerlei activiteiten die geen vast deel van het formele curriculum vormen. Denk aan het bijwonen van lezingen, deelname aan debatten, bezoek van beroepsymposia, exposities of een beurs als Unfair of het leren schrijven bij het DBKV-blog. In het extracurriculaire programma gaat het niet direct om studiepunten. Je speelt in op de actualiteit, je neemt ruimte voor initiatief, je treedt naar buiten. 

Gedurende de hele studie heb je als student begeleiding van de studieloopbaanbegeleider. Het doel van studieloopbaanbegeleiding (SLB) is dat je de studie succesvol afrondt, jouw eigen talenten ontwikkelt en je voorbereidt op jouw loopbaan. SLB omvat ondersteuning bij het plannen en zicht houden op de studievoortgang, het (leren) studeren, het (leren) reflecteren op studie, werkveld, beroep en loopbaan, het maken van keuzes, verantwoordelijkheid nemen en het werken aan de ontwikkeling als professional in het werkveld. SLB is een van de schakels in de begeleidingsketen: van leerling naar student naar professional. De studieloopbaanbegeleider heeft contact met het decanaat en verwijst studenten door wanneer de persoonlijke problematiek erom vraagt.   

SLB is ook van belang voor studenten met een studiebeperking. Zij hebben baat bij extra ondersteuning om hun opleiding succesvol te doorlopen. De studieloopbaanbegeleider kan in overleg met het decanaat, het afdelingshoofd en de docenten voorzieningen treffen.