Who the fuck is Jodi?

november 2016

De icoontjes op het bureaublad dansen nerveus heen en weer, felgekleurde vlakken flikkeren, en willekeurige tekens verschijnen op het beeldscherm. Ik heb elke toets op mijn toetsenbord al ingedrukt om het te laten verdwijnen, maar zelfs escape doet niet wat die moet doen. Ik lijk het slachtoffer van een hardnekkig virus, maar niets is minder waar: de computer toont een waar kunstwerk.

In 1994 –slechts één jaar nadat het gebruik van internet werd opengesteld voor bedrijven en particulieren- begon de ontwikkeling van internetkunst. Het duo Dik Paesmans en Joan Heemskerk mocht zich met pseudoniem ‘Jodi’ de pioniers van de internetkunstenaars noemen. De betekenis van hun kunstenaarsnaam is ‘fuck’ in het Spaans, maar de inhoud van hun kunst is allesbehalve laconiek te noemen. Met hun bekendste werk, OSS, wilden de Nederlandse en Belgische kunstenaar aantonen dat je als gebruiker van het internet nooit alleen bent. Je kan afgezonderd lijken, met je eigen laptop veilig op zolder, maar de eigenlijke grens tussen je persoonlijke ruimte en de publieke ruimte is diffuus. ‘Je browser en je desktop zijn niet alleen van jou’, zo stelt Jodi in een interview met The Creators Project. Internet is overal, maar het lijkt alsof de kunst via dit medium in de doofpot wordt gestopt. Hoe komt het dat toonaangevende musea nog niet volhangen met internetkunst?

Het typerende van internetkunst is dat het toegankelijk is voor iedereen. Het enige dat je nodig hebt is een computer of telefoon en een afgesloten KPN abonnement. Tegenwoordig is het overbodig om je schoenen aan te trekken, de deur uit te gaan en een (iets te duur) toegangskaartje voor een museum te kopen, want de beeldende kunst zit al in je broekzak. Juist om deze reden vindt internetkunstenaar Geoffrey Lillemon deze kunstvorm de ultieme techniek. Normaliter moet men naar buiten om kunst te bekijken. In een museum, galerie of beeldentuin ben je in een openbare ruimte met andere bezoekers om je heen. In plaats van compleet op te kunnen gaan in het kunstwerk, ben je je continu –al dan niet onbewust- aan het verhouden tot de mensen in je buurt. Zo is het bekijken van kunst geen persoonlijke, maar een publieke ervaring. Wanneer je internetkunst bestudeert, heb je niet te maken met de impulsen van andere mensen. Dit is –zo verkondigt Lillemon in zijn Ted Talk- de enige manier om een persoonlijke ervaring met een kunstwerk te kunnen ondervinden.

Naast het feit dat internetkunst toegankelijk is voor het grote publiek, zijn er verder weinig eenduidige kenmerken die deze kunstvorm bevat. Enerzijds wordt een mailinglijst uit de jaren ’90 internetkunst genoemd, maar een YouTube filmpje met zeepbellen behoort ook tot de categorie. Wat is internetkunst dan precies? Josephine Bosma is een kunstcriticus die is gespecialiseerd in nieuwe media. In haar boek Nettitudes schrijft zij over de wereld van internetkunst. Zij stelt dat de internetcultuur het uitgangspunt moet vormen van het kunstwerk, maar dat het uiteindelijke werk niet onontbeerlijk op het internet getoond dient te worden. Maar is het niet verwarrend om die verschillende soorten kunst onder dezelfde noemer ‘internetkunst’ te schalen? Maria Olson, kunstenaar en criticus, heeft een nieuwe term ontwikkeld: ‘post internet art’. Op deze wijze kunnen de vroege kunstwerken, die wel degelijk het internet als drager hebben, internet art genoemd worden. Post internet art behelst de werken die het internet als uitgangspunt hebben, maar niet noodzakelijkerwijs op het internet getoond worden.

Het is opvallend dat de internetkunstenaars doen vermoeden dat internetkunst de ultieme kunstvorm is, terwijl deze vorm van kunst lang niet zo bekend is bij het grote publiek. De collecties van grote musea hebben verhoudingsgewijs een karige verzameling internetkunst. Hoe komt het dat in de wereld waar het internet zo duidelijk aanwezig is, deze kunstvorm nauwelijks wordt erkend door kunstzinnige instellingen?

Cultuurfilosoof Walter Benjamin uitte zijn kritiek op de ontwikkeling van de technische reproduceerbaarheid van kunst. “In other words, the unique value of the 'authentic' work of art has its basis in ritual, the location of its original use value. This ritualistic basis, however remote, is still recognizable as secularized ritual even in the most profane forms of the cult of beauty.(Benjamin, 1936). Volgens Benjamin diende een kunstwerk te beschikken over een ‘aura’, waarmee hij een combinatie van authenticiteit en autoriteit bedoelde. Door de komst van fotografie en internet werd het reproduceren van kunst eenvoudig, zo hoef je om de Nachtwacht te bezichtigen niet meer naar het Rijks museum, er staan voldoende foto’s op het internet. Gereproduceerde kunst bekijken vond Benjamin geen echte ervaring, aangezien ‘de aura’ van het origineel niet meer aanwezig is. Internetkunst is een kunstvorm die reproduceerbaar is, sterker nog, er bestaat überhaupt geen één origineel. Iedere ‘kopie’ van een internetkunstwerk is immers dezelfde. De magie van het authentieke kunstwerk beschouwen gaat voor internetkunst niet op. Het sensationele moment van het reizen naar Parijs, het urenlang in de rij staan voor het Louvre om vervolgens voor het eerst in je leven de originele Mona Lisa te bezichtigen; internetkunst zal zo’n dergelijke ervaring niet teweegbrengen.

Steeds vaker zijn er kunstenaars die hun internetkunstwerk in de fysieke werkelijkheid plaatsen. Het werk is geen online link, maar een object in een ruimte. Op deze manier kan de beschouwer enkel op één bepaalde plaats het origineel bezichtigen en zal het gebrek aan Benjamin’s aura geen probleem vormen. Hoewel de unieke eigenschap –internetkunst is toegankelijk voor iedereen- hiermee verloren gaat, zal zo een toenadering tot verdere acceptatie in de kunstwereld gezet worden. Een voorbeeld van zo’n post internetkunstenaar –zoals de eerder vermelde Olson beoogde- is Jonas Lund. Lund heeft het internet als solide basis van zijn kunstwerk Sentiment and Manipulation, maar het is geen linkje waarmee hij de hele wereld toegang biedt tot zijn werk. Met zijn werk legt hij de verantwoordelijkheid in de handen van de beschouwer. Het publiek kan via de computer zelf een uitsnede maken van een groot abstract schilderij. Het deel dat door de beschouwer geselecteerd is, wordt vervolgens getoond in de museumzaal.

In twintig jaar heeft de internetkunst zich in rap tempo ontwikkeld: van een activistische mailinglijst van Jodi tot aan Rafaël Rozendaal’s zoenende kleurvlakken. De internetkunst hervormt zo snel dat automatisch ook de definitie van deze kunstvorm aan verandering onderhevig is. Voordat de hedendaagse kunstinstellingen de tijd hebben om te wennen aan een bepaald internetkunstwerk –en het wellicht in de collectie denken op te nemen- is dit betreffende kunstwerk reeds achterhaald en zijn er nieuwe technieken die de boventoon voeren in de internetkunst

In het boek ‘De Barbaren’ onderzoekt filosoof Baricco de aftakeling van het cultuurbesef in de huidige maatschappij en dus ook de aftakeling van de aura van het kunstwerk zoals Walter Benjamin die benoemt. Het lijkt of er in de moderne tijd geen tijd en ruimte meer is voor bezieling. Maar, zo stelt Baricco, in plaats van de diepte in te gaan om het intellect te ontwikkelen zoekt het individu tegenwoordig de bezieling door zich op hoge snelheid te verplaatsen op de oppervlakte. Op dit moment is de maatschappij in ontwikkeling van een oude naar een nieuwe cultuur, en dat gaat niet van de ene op de andere dag. De vluchtige, snelle internetkunst typeert deze nieuwe samenleving en zal uiteindelijk met open armen ontvangen worden. Dus, Stedelijk Museum, schaf nu een Lillemon, Lund en een Rozendaal aan, want straks staat er een enorme rij voor deze internetkunstenaars.