We moeten naar elkaar luisteren, maar als we naar elkaar willen luisteren moet ik ook wat zeggen.

juni 2018

Ze gaan afstuderen: de vierdejaars. Iedereen is druk bezig met het maken van werk, binnen zijn of haar persoonlijke bubbel. Dat laatste afstudeerjaar kun je zien als een individuele zoektocht naar een eigen handschrift. Maar wie zijn zij samen? Mart Koenen doet onderzoek naar het spanningsveld tussen het individu en de groep.

We zijn nu in je atelier, wat ben je aan het maken?

Het begon allemaal met een ballon. Aan het begin van dit afstudeerjaar merkte ik al snel dat ik een startpunt moest hebben. Ik observeerde een ballon en vond het fascinerend dat zo’n ding door de lucht die ik uitadem zo groot kan worden. Je blaast het op, en geeft het daardoor vorm. Op dit gegeven ben ik doorgegaan en zo kwam ik tot de fascinatie dat we de lucht in een ballon afkaderen. We ademen lucht in, maar als we onze adem in een ballon uitademen, dan kaderen we het diezelfde lucht. Een individuele adem, gekaderd. Maar als we lucht ‘normaal’ uitademen, dan komt al onze adem weer samen.

Vanuit daar kwam ik spelenderwijs tot de vergelijking dat ons hoofd als een ballon is, onze eigen denkkamer waarin we leven en individueel zijn, het individu dat zich verhoudt tegenover de ‘rest’. Die gedachte heb ik omzet in beelden.

In de pakken die ik aan het maken ben vind je de maakbaarheid van de ballon terug, ze hebben het vermogen om nieuwe vormen te creëren. De pakken kaderen het individu af om hiermee te onderzoeken hoe deze zich tegenover de samenhorigheid verhoudt.

In die pakken zijn we met onze eigen maakbaarheid bezig maar wanneer je de pakken combineert vormt er zich een samenhorigheid. Ik merkte dat ik op zoek was naar een antwoord op de vraag hoe wij met elkaar om moeten gaan. Maar ik wil geen antwoord vinden, ik wil een observatie doen. Veel te veel individuen lopen te roepen hoe het moet, waardoor we eigenlijk niet meer naar elkaar luisteren. Daar wil ik me bewust van blijven.

Ik ben nu bezig met het maken van een video-installatie waarin al die pakken los, maar ook samen plek krijgen. De video is een documentatie van de performances die ik met de pakken uitvoer.

Wat is de aanleiding geweest voor het onderzoek waarmee je nu bezig bent? 

Ik ben in mijn derde jaar met dit onderzoek en deze manier van werken begonnen. Docenten zagen in mij een performancekunstenaar, ‘in die hoek moet je gaan kijken’, zeiden ze. Tijdens de performances die ik uitvoerde gaf ik mezelf een opdracht mee: ik moest tijdens de performances met mezelf in gesprek gaan. Ik maakte video’s waarin zo’n opperste concentratie heerste, dat een gesprek met mezelf onontkomelijk was.

In een van die video’s stonden twee stoelen midden op een rotonde. Op een van die twee, daar midden op te rotonde, ben ik gaan zitten. Nadenkend over wat ik nog wilde doen. Het was spitsuur, dus tientallen auto’s reden haastig om mij heen. Op dit moment zijn de eerste beginsels ontstaan van dat waar ik nu mee afstudeer: ik zat daar in stilte op dit rotonde, en de rest van de wereld ging door. De samenhorigheid van al die auto’s die om mij heen reden en ik zelf die in die bubbel zit en met mezelf in gesprek moet gaan.

In hoeverre typeert het werk wat je nu aan het maken bent jou als persoon? 

Ik was zestien toen ik toelating deed op de kunstacademie. Ik was nog erg jong en opzoek naar wie ik was, eigenlijk ben ik dat vier jaar later nog steeds. In mijn werk zie je deze zoektocht terug. Ik heb vanuit thuis geleerd dat ik mijn stem moet laten horen en achter mijn eigen woorden moet staan. Gaandeweg op de academie merkte ik dat mijn normen en waarden, hetgeen dat mij is aangeleerd, niet altijd de enige of de juiste zijn. Ik ging me afvragen hoe ik mij kan en wil verhouden tot de ander. Vanaf dat moment ging ik mezelf veel afvragen of mijn mening wel juist was waardoor ik mijn mening niet altijd meer in openbaarheid wilde uiten. Wat deed mijn mening ertoe? Ik vond dat we naar elkaar moesten luisteren, maar als we naar elkaar willen luisteren moet ik ook wat zeggen hebben. Met dit gegeven ben ik het afgelopen jaar veel bezig geweest, waardoor dit spanningsveld steeds opnieuw mijn interesse wekte.

Hoe kijk je terug op je studietijd op ArtEZ?

Op mijn studietijd kijk ik heel positief terug. De afgelopen vier jaar ben ik ontzettend gegroeid. Wel heb ik de academie als een bubbel ervaren. Binnen de opleiding wordt er weinig naar buiten getreden. Ik vind samenwerking heel belangrijk en ik denk dat er meer samenwerking buiten de muren van de academie plaats mag vinden. Daarom vond ik het interfacultaire project erg leuk. Het project heb ik ook buiten de academie proberen voort te zetten. We zijn allemaal interdisciplinaire wezentjes., naast studenten van de docentopleiding beeldende kunst en vormgeving, zijn we allemaal nog veel meer.

Welke wijze les of opmerking is je het meeste bijgebleven tijdens je studietijd? 

Vorige jaar had ik het keuzevak performancekunst, eindelijk een vak wat helemaal in mijn straatje lag. Ik had me goed ingelezen en kwam het lokaal binnen met een enorme stapel boeken over performance toen docente Marion zei: “We gaan kunst maken. We gaan onderzoeken hoe je performances maakt. En dat kun je niet onderzoeken doormiddel van lezen, dat ga je onderzoeken doormiddel van doen. Dus: we gaan het gewoon doen.”. Dat was een wijze les, niet denken maar doen. 

Waar zie je jezelf over vijf jaar?

Ik denk nog steeds onderaan de trap, maar daar ga ik van genieten. Waar ik precies sta over vijf jaar, dat weet ik nog niet. Ik vind te veel dingen leuk. Ik hoop dat ik mezelf als een bezig bijtje alle kanten van het kunstveld op zie vliegen. Iemand die in diverse werkplaatsen bezig is, zelf kunst maakt en misschien wel bij een performancesgroep aangesloten is ,een genootschap waar binnen ik kan meewerken aan performances. Ook zou ik graag de kunsteducatie willen verbeteren, daar heb ik verschillende ideeën over. Het zijn allemaal grote dromen. De schoolbubbel van het middelbaar onderwijs willen doorprikken, naar ateliers gaan met leerlingen en kunstenaars met hen kunst laten maken. Ik vind het best prettig niet te weten waar de toekomst me zal brengen. Als alles al uitgestippeld zou zijn, zou ik niet gelukkig worden.