Lessen in vrijheid – in gesprek met Pieter van Evert

maart 2016

In het beroemde aquarium in het Rietveldgebouw van ArtEZ spreek ik af met Pieter van Evert, docent aan verschillende opleidingen, waaronder de onze. Daarnaast heeft hij een zeer succesvolle, levendige kunstenaarspraktijk.

Met behulp van een aantal USB-sticks en van Everts website (www.pietervanevert.nl) bekijken we zijn werk. We zien een foto waarop Yuki Orinami te zien is, het alter ego van Pieter van Evert. Hij staat voor een grasveld met daarachter een bos. Op zijn hoofd een masker van papier-maché, in zijn handen een echte dode koikarper. ‘Mijn alter-ego heeft drie huisdieren: een schildpad, een koikarper en een kraanvogel.’ De Japanse gewaden die Yuki draagt, laat van Evert maken. ‘Yuki komt in Dessau bij het Bauhaus, waar hij door middel van een gesprek met Mies van der Rohe de Rietveldstoel leert kennen. Hij zegt: “Wie heeft die stoel ontworpen? Lijkt wel Japans.” Maanden later in het verhaal spoelt het schip waar Yuki op zit aan op een Deens eiland in de Oostzee. Hier laat hij de afzonderlijke onderdelen van de stoel namaken bij een timmerman. Met deze bundel hout loopt hij naar het strand. Daar legt hij hem neer en begint hij over die onderdelen van die stoel van Rietveld te mediteren. Dat doet hij elke ochtend, maar het blijkt toch wel onhandig om iedere keer naar het strand te lopen met een bundel hout onder zijn arm. Hij maakt daarom een kledingstuk waar hij al die onderdelen van die stoel in kan stoppen Dat wordt een vreemdsoortig samoeraikostuum met daarin geïntegreerd de zeventien losse delen van de Rietveldstoel.’

Van Everts werk kenmerkt zich door een enorme verbeeldingskracht. Zou dit ook terugkomen in zijn lessen? In hoeverre is zijn kunstenaarspraktijk verbonden met zijn kunstenaarschap? Impulsiviteit en experiment staan zeker ook centraal in het vak dat Pieter van Evert geeft. Zo vertelt hij mij dat hij zijn lessen nooit geheel voorbereidt. ‘Ik zie dingen gebeuren en dan denk ik: o ja, dan gaan we nu even dit doen. Of ik denk: dat heb ik in Den Haag geprobeerd, kijken of het hier ook lukt. Dat soort dingen.’

Amber Stoop (AS): En is dat dan meestal zo, dat het hier lukt?

Pieter van Evert (PvE): ‘Hier vinden ze mijn opdrachten lastiger. Het is een ongelooflijk groot verschil, dat is bijna niet voor te stellen. In Den Haag heeft de doelgroep een meer uitgesproken karakter. Ze komen overal vandaan en hebben een heel andere achtergrond. Vaak hebben ze al een kunstopleiding gedaan en denken: als we naar Nederland gaan vanuit Oekraïne of Korea dan willen we niet falen.

AS: Op welke plekken geef je allemaal les?

PvE: ‘Ik geef nu les aan Fine Art in Den Haag, de docentopleiding in Arnhem en Design Academy Eindhoven. Verder heb ik heel lang Bouwkunst gedaan op ArtEZ, ik geloof vijfentwintig jaar. Ook ben ik af en toe gastdocent, bijvoorbeeld aan St.Joost in Breda. ‘

AS: Hoe ben je bij Bouwkunst terecht gekomen?

PvE: ‘Heel lang geleden zat ik bij Galerie van Rooij in Den Haag. Dat was een heel internationaal gezelschap met architecten als Rem Koolhaas en Aldo Rossi. Zelf maakte ik veel werk dat een relatie had met architectuur. Vanuit die galerie heb ik een werk verkocht aan het Stedelijk en daar had de toenmalige directeur van Bouwkunst Arnhem mijn werk gezien. Die studenten zaten vaak helemaal vast in een toegepast stramien van denken en doen - “Een deur heeft nu eenmaal een minimale standaardhoogte.” De verbeelding in de architectuur was ver te zoeken.’

AS: Hoe is het om op de Design Academy les te geven?

PvE: ‘Ook weer totaal anders. Net zoals bij Bouwkunst denken deze studenten vanuit de toegepastheid. Tegelijkertijd werd me hier gevraagd beeldende autonome opvattingen in te passen in dat toegepaste vormgevingsidioom. Ontwerpstudenten zijn in beginsel geneigd vanuit de opdrachtgever te starten. Ik ben nu bijvoorbeeld bezig om de studenten een religie te laten ontwerpen. Het doel is om de evolutie van de mens positief te beïnvloeden. In deze opdracht ontmoeten onbevangenheid, oorspronkelijk denken en doelgerichtheid elkaar in een ideale vorm.’

AS: Bestaat dat wel, een student die totale vrijheid voelt tijdens het maken van beeldend werk?

PvE: ‘In een zeker opzicht wel: bij Fine Art lijkt er een besef te leven dat de enige beperking bij het produceren van werk jijzelf en jouw wereldbeeld is. Dat idee van je teruggeworpen voelen op jezelf is karaktervormend. Het is een compleet andere opleiding. De gesprekken met deze studenten gaan vanzelfsprekend over kunst én leven want deze aspirant-kunstenaars zien kunst en leven als een samenhangend concept. De studenten op een docentopleiding zijn communicatiever. Zij lijken zich meer bewust van de wens om maatschappelijk ingebed te zijn. Zij werken toe naar een baan, het liefst gewoon van negen tot vier. Daarna gaan ze naar huis en moeten ze helaas nog dingetjes nakijken. De Fine Art studenten durven gemakkelijker een individuele koers te varen die niet risicomijdend is.

AS: Merk je op de docentenopleiding echt dat de studenten op zoek zijn naar een baan van negen tot vier?

PvE: ‘Niet letterlijk. Maar je merkt dat de urgentie van werk maken veel minder groot is. Ze doen hun ding in de klas, maar als ze geen huiswerk hebben gaan ze niet thuis zitten schilderen.’

AS: Wat zijn de grote verschillen tussen de plekken waar je lesgeeft?

PvE: ‘Dat heeft ook veel te maken met de atmosfeer van het academiegebouw. De Design Academy bijvoorbeeld is spick and span, dat is een soort kantoortuin. Hier bij ArtEZ vinden ze het gebouw bijna belangrijker dan wat erin gebeurt. Ik heb daar wel eens een aanvaring over gehad, omdat ik met studenten in de gang aan het werken was. Voor mij is de academie primair een functionele werkplaats. Als ik niet in een lokaal aan het werk kan, verplaats ik naar de gang. Zelfs als het gebouw een icoon is van Rietveld. In Den Haag is dat totaal anders. Daar tref ik doorgaans zo’n ongeorganiseerde omgeving aan, dat ik ’s ochtends met studenten eerst ga opruimen voordat we aan de slag gaan. Een gebouw moet werken voor de studenten.’

AS: Waarom denk je dat zo weinig DBKV-studenten doorgaan als autonoom kunstenaar?

PvE: ‘Die mentaliteit wordt niet ontwikkeld in de opleiding. Je komt in een groep van mensen waar niet de atmosfeer heerst van: jongens, vannacht lekker doorgewerkt? Het is minder rock ’n roll. Daarnaast vermoed ik dat er bij DBKV-studenten een heilig ontzag bestaat voor het kunstenaarschap, omdat ze er enerzijds wel aan ruiken, maar zich er anderzijds niet volledig aan overgeven. Door deze zekere afstand lijkt het beroep kunstenaar ook geromantiseerd te worden, terwijl het gewoon een beroep als ieder ander is. Gewoon hard werken, met veel tegenvallers en af en toe gaat het leuk. Maar ik zie het niet als iets minderwaardigs dat veel studenten docent worden in plaats van kunstenaar. Je draagt als docent grote verantwoordelijkheid en daar kun je heel gelukkig mee worden.

AS: Hebben studenten wel eens werk gemaakt waarvan je gewild had dat jij het had bedacht?

PvE: ‘Ja, er is nu werk te zien van Joris Laarman in het Groninger Museum. Daarvan dacht ik wel: ik zou willen dat ik dat kon. Hij komt van de Design Academy in Eindhoven, waar ze heel sterk zijn in de conceptmatige aanpak. Er zijn nu eenmaal studenten die je links inhalen op de autobaan met een te grote BMW.’

AS: Welke sfeer zie jij het liefst bij de klas waaraan je lesgeeft?

PvE: ‘Het is voor mij van belang dat ik in mijn les alert reageer op wat er gebeurt. De studenten en ik moeten er in een soort flow samen uitkomen. Ik probeer een atmosfeer van aandacht te optimaliseren door middel van rituele opeenvolging van beeldende handelingen. Als er geen vertrouwen is in de les dan is het resultaat doorgaans risicomijdend werk. Ik wil graag een ontspannen dagdeel met een club studenten hebben. Daarnaast wil je het belang van communicatie middels beeldcultuur overdragen. Ik vind het een grote verantwoordelijkheid.’

AS: Wat bedoel je daarmee?

PvE: Kunstenaars maken werk dat bemiddelt tussen mens en wereld, waardoor de mens leert grip te krijgen op zijn positie in de wereld. In die overdracht neem ik het docentschap serieus, maar is humorvolle zelfrelativering nooit ver weg. Ik ben een calvinist, maar je moet het voor jezelf en je omgeving wel draaglijk houden.’

AS: Zat dat in je opvoeding?

PvE: ‘Ik kom uit een hervormd gezin, uit Aalten in de Achterhoek. Ik ben opgevoed met het idee dat je zin aan je leven moet geven door het ter hand te nemen. Ik ben weliswaar van mijn geloof gevallen, maar realiseer me dat in de omgang met studenten mijn persoonlijke geschiedenis de communicatie kleur geeft. ’

AS: Dat anticiperen op de situatie, is dat iets wat op een academie kan of zou dat ook in het voortgezet onderwijs kunnen?

PvE: ‘Ik denk dat je daarvoor een hele goede docent moet zijn. Met andere woorden een wendbaar figuur die durft af te wijken van een vaste receptuur. Ik had zelf op de middelbare school een docent die ’s nachts als kunstenaar actief was en overdag een gedreven docent was, die inbracht wat hij al werkende was tegengekomen. Bij hem ervoer ik de problematiek van het maken van beelden uit eerste hand: zijn theorie was als het ware de praktijk.

AS: Kan het ook andersom, dat je leraarschap je beeldende praktijk ondersteunt?

PvE: ‘Jazeker, in de onbevangenheid die de studenten hebben. Dat is eigenlijk wat het lesgeven zo ongelooflijk leuk en belangrijk voor me maakt. Je wordt in het lesgeven geconfronteerd met mensen die zonder al te veel overwegingen direct aan de slag gaan. Ik denk dat goede kunstenaars dat ook doen.

AS: Wat is kenmerkend voor de studenten van de docentenopleiding in Arnhem?

PvE: ‘Kort geleden waren we met studenten van de docentopleiding naar De Appel. Er werden tijdens de rondgang door de expositie vragen gesteld over kunstenaarschap, tentoonstellen en beeld. De dame die de rondleiding gaf vond dat onze studenten opmerkelijk goed nadachten over wat daar aan de orde was. Onze studenten rationaliseren op een hele goede manier irrationele beeldproductie.’