Hij ruilde twee kratten bier voor een kunstwerk

februari 2016

Een zelfgemaakte asbak van boetseerklei op de salontafel, een waardevolle Picasso of juist een werk van een Arnhemse hedendaagse kunstenaar aan de muur? Mijn nieuwsgierigheid naar de kunst die Arnhemmers in hun woonkamer hebben hangen wordt gewekt wanneer ik soms stiekem tussen de gordijnen door bij huizen naar binnen gluur. Ik trek de stoute schoenen aan en vraag of ik bij de mensen binnen mag kijken naar de doeken die hun leefruimte identiteit geeft.

‘Een interview over kunst? Ah, mijn lievelingsonderwerp’, reageert Jens sarcastisch als ik voorstel hem enkele vragen te stellen over beeldende kunst.

Hij kijkt even voor zich uit en lijkt moed bijeen te moeten rapen om het gesprek aan te gaan, maar vertelt uiteindelijk in alle eerlijkheid over zijn affiniteit met kunst. Jens komt niet uit een uitzonderlijk artistieke familie, maar zijn oma nam hem vroeger weleens mee naar musea, zoals het Van Abbemuseum in Eindhoven. ‘Daar zijn oma’s voor’, glimlacht hij.

Terwijl hij zijn sigaret aansteekt, vraag ik hoe Jens kunst zou definiëren.‘Een kunstwerk moet een achterliggende gedachte hebben, maar echt heel veel tijd heb ik er niet voor over om me daar in te verdiepen. Een schilderij of sculptuur moet gewoon chill zijn om naar te kijken.’

Boven zijn met knuffels bedekte bed hangt een grote IKEA-fotoposter. De gele taxi’s op de voorstelling worden nog geler tegen het decor van een zwart-wit New York. ‘Echt origineel is ‘ie niet, dat weet ik. Mijn buurman heeft dezelfde foto in z’n kamer hangen. Ik heb de poster geruild voor twee kratten bier, ik vond dat wel een goede deal.’ Het maakte niet veel uit wat er op de poster stond afgebeeld, Jens wilde gewoon iets groots dat zijn muur zou opvullen. Dat de opdruk rijmt met zijn strakke interieur is een fijne bijkomstigheid.

‘Echte kunst is onbetaalbaar’, stelt Jens. Op dit moment heeft hij niet de financiële middelen om een duur werk aan te schaffen, maar mocht dat later wel het geval zijn dan wil hij graag kunst kopen. ‘Ik zou dan het liefst een schilderij willen. Een beeld of sculptuur staat zo in de weg, dat lijkt me onhandig. Als ik nu al het geld van de wereld zou hebben, zou ik wel de Nachtwacht willen.’ Mijn vraag waarom hij juist de Nachtwacht zou willen hebben zorgt voor een enigszins rode kleur op zijn wangen. ‘De Nachtwacht is eigenlijk het enige schilderij dat ik nu kan opnoemen’.