EEN ORGANISCH PROCES DAT STEEDS VERDER GROEIT #indeles

februari 2021

Machinery of Me is een presentatie-instelling voor hedendaagse beeldende kunst in de voormalige stookruimte op een oude legerbasis aan de rand van Arnhem. Hier wordt in samenwerking met kunstenaars werk gepresenteerd, waarbij de omgeving en de intrigerende historie van de voormalige Duitse vliegbasis het vertrekpunt vormen voor nieuw te ontwikkelen werk. Tentoonstellingen die hier worden gehouden bieden een nieuw perspectief waarbij bezoekers door de wisselwerking tussen kunst en omgeving een prachtige ervaring krijgen. De tentoonstelling Holes in the Sky van Gabriel Lester is misschien al voorbij. Echter, zijn manier van werken, die in dit interview wordt belicht, is voor elke komende tentoonstelling van hem ook interessant om te weten.

Foto: Jula Eberhard
Foto: Jula Eberhard

De eerste stap voor het realiseren van de tentoonstelling Holes in the Sky werd gezet vanuit Arnhem. Rieke Righolt en Maarten Verweij zijn samen de initiatiefnemers van Machinery of Me en tevens de curatoren van de tentoonstelling. Zij kwamen vrijblijvend langs bij Gabriel Lester in zijn atelier met de vraag of hij wilde nadenken over het maken van een tentoonstelling in de oude oliestookruimte. Toen hij de plek hoorde waar Machinery of Me is gevestigd, legde hij meteen de link met een werk dat hij al lang wilde uitvoeren, maar waarvoor hij tot nu toe geen geschikte plek had gevonden. Namelijk, een installatie gemaakt met olie. Een werk dat een heel specifieke tentoonstellingsplek nodig had om uitgevoerd te worden. In een normaal museum zou het bijvoorbeeld niet uitgevoerd kunnen worden vanwege de sterke geur. Het idee lag daarom al zo’n vijf jaar op de plank.

Het idee van werken met olie ontstond toen Lester een jaar lang workshops gaf aan studenten van de Academie van Bouwkunde in Amsterdam. Daar deed iedereen experimenten met licht. Onder Lesters begeleiding experimenteerde een groep studenten met het idee waarbij olie van onderaf verlicht werd. Wanneer je je vinger door de olie haalde kwam dit licht tevoorschijn. Dit experiment werd verder ontwikkeld tot een potentieel idee. Later werd het idee verder uitgewerkt. Zo bedacht Lester dat waterdruppels als regen in het werk konden vallen om de olie open te breken en kwam hij op het idee om de bak met olie op borstweringniveau te maken, om het zo een bepaalde monumentaliteit te geven. Dit idee werd aan Righolt en Verweij gepresenteerd, ondersteund door de foto’s van het project op de Academie van Bouwkunst om het te visualiseren. Dit idee is voor de tentoonstelling verder uitgewerkt tot de installatie Starstruck.

Het videowerk The End zat op het moment dat Righolt en Verweij langskwamen in het montageproces om te kunnen tonen op een solotentoonstelling in New York. Dit is door corona niet doorgegaan, maar de vaart zat wel in het project en kon hierdoor het gemakkelijk getoond worden bij Holes in the Sky.

The End was al eerder in een andere vorm te zien geweest. Het project startte in 2016 met een opdracht van het stedelijk Museum Den Bosch om een werk te maken voor het Jheronimus Boschjaar. Met budget voor van het filmfonds en het Mondriaan fonds werden de eerste beelden van het werk gefilmd in India. Maar door privéomstandigheden kon toen slechts een deel van de film gerealiseerd worden. Met het overgebleven budget zijn later, voor een solotentoonstelling in het Groninger museum, nieuwe scenes opgenomen in Nederland en is geprobeerd deze bij de eerste film te voegen. Uiteindelijk waren deze twee werken niet slecht, maar ze hadden rijpingstijd nodig om hun eigen plek te vinden. In 2017 werd het werk afgerond als een drieluik, genaamd Aeon.

Na voltooiing van Aeon, realiseerde Lester zich dat de drie verhaallijnen die hij oorspronkelijk in het werk had vastgelegd, er eigenlijk maar twee waren en koos hij ervoor de werken weer los te koppelen. De wil om met frisse ogen naar een project kijken, naar het materiaal te kijken en dan te zien wat de beste intentie is hoort bij Lesters proces. Dat zie je ook bij Samsara (2018), dit was een losse film die al eerder getoond was in het Stedelijk Museum Den Bosch en daarna ook onderdeel werd van het drieluik in het Groninger Museum. Uiteindelijk zal dit werk ook weer ergens los, in een nieuw bewerkte vorm, te zien zijn.

Foto: Jula Eberhard
Foto: Jula Eberhard

The End is ook hier een opzichzelfstaande film, maar tevens deel van een project dat soms op de plank komt te liggen. Het is onderdeel van een organisch proces dat steeds verder groeit. Voor Lester bepaalt een werk zelf of het letterlijk af is: het gevoel erbij is goed of de relatie is voltooid. Sommige werken hebben voor hem dit eindstation al bereikt, maar anderen blijven nog wat pendelen. Zo denkt Lester dat The End goed past bij de doelstellingen die hij bij het project voor ogen had: een film maken van substantiële lengte zoals te zien is op een filmfestival. Maar dit neemt niet weg dat hij de film nog eenmaal wil bewerken. Door langer met het filmmateriaal bezig te zijn kom je weer tot nieuwe inzichten. Zo is Lester van mening dat de scenes nog sterker zullen zijn wanneer de film terug wordt gebracht naar 7 minuten. Geen verhaal wordt dan twee keer verteld, wat in de montage van The End montage wel gebeurt. Omdat de film toch wordt geloopt vindt Lester deze repetitie van een onderwerp overbodig.

Deze herhaling van de film bij de tentoonstelling is een uitnodiging om te blijven kijken, geen dwang om de boodschap mee te krijgen. Lester zegt ook dat hij geen kunstenaar is die heel erg wil aangeven hoe mensen met een werk om moeten gaan. Het is mooi als kijkers een uur blijven zitten omdat het zo’n impact op ze heeft. Echter, de belevingswereld van een persoon, hoe een kijker een kunstwerk in zich opneemt, is afhankelijk van zo veel factoren waar je als kunstenaar niet op in kan sturen bij het tonen van je werk. Het is een gegeven dat een werk op elk moment anders wordt beleefd. Je

moet er als kunstenaar vrede mee hebben dat je hier weinig invloed op kan uitoefenen. Daarom focust Lester bij zijn werk vooral op wat hij zelf mooi vindt en gaat hij uit van zijn eigen mening.

Dit neemt niet weg dat het fijn is wanneer je eigen gemoedstoestand strookt met hoe een werk wordt ontvangen. Lester komt al ruim 22 jaar in de pers met zijn soloprojecten. Vanaf het moment van zijn eerste tentoonstelling worden recensies over zijn werk gepubliceerd. Er wordt overwegend positief over zijn werk geschreven en hij is blij dat de relevantie van zijn werk wordt ingezien. Ook als het om een slechte review gaat, is het nog steeds belangrijk genoeg om gedrukt te worden en bij mensen op de deurmat te verschijnen. Wanneer er niet over zijn werk wordt geschreven vind hij dit teleurstellend, omdat voor hem de relevantie van zijn werk voorop staat. Want juist deze maatschappelijke relevantie zorgt dat je nieuwe mogelijkheden genereert en dat je van je werk kan leven. Wanneer er over een tentoonstelling wordt geschreven weet hij dat hij op een paar lijstjes wordt gezet in de kunstwereld om eventueel voor projecten te worden uitgenodigd.

Maar uiteindelijk bepaalt iedereen zijn eigen hoogtepunt. Lester is blij dat Holes in de Sky zo goed is ontvangen, vooral ook dat de waardering er was voor Machinery of Me. Maar het is ook zo dat hijzelf er op voorhand al trots op was. Dus ook als er geen feedback of pers over was, had hij er ook een goed gevoel over gehad want het is geworden zoals hij voor ogen had: een hele mooie tentoonstelling.

Dit vertrouwen in eigen werk en voldoening halen uit eigen prestatie is voor Lester gekomen met de jaren: “Soms als je iets nieuws probeert en je vraagt je af hoe iets zal vallen en er komen geen reacties, of alleen negatieve reacties op, dan kan het moeilijk zijn om tegen jezelf te zeggen dat je tevreden mag zijn.” Een mooi voorbeeld hiervan is Cut tot he Chase (2002) , een solotentoonstelling uit het begin van zijn carrière. Lester had in het Haags Gemeentemuseum een installatie gemaakt voor deze tentoonstelling. Er kwam een negatieve recensie over deze tentoonstelling in de krant en enkele personen in zijn professionele netwerk konden zich ook vinden in de kritiek die hierin werd geuit. Door deze kritiek had Lester het gevoel dat het werk werd gezien als een niet geslaagd project en kon hij er niet van genieten, terwijl dit haaks stond op zijn eigen gevoel. Een aantal jaren later sprak hij mensen die het werk toen hadden gezien en de waardering ervoor was enorm gegroeid. De afgelopen tijd krijgt hij te horen dat het juist een heel goed werk was. Iets wat hij zelf altijd al voelde. Maar het is begrijpelijk dat hij het als beginnend kunstenaar moeilijk vond om bij zichzelf te blijven en het vanaf het begin wel een goed werk te vinden door de negatieve ontvangst.

Mettertijd is de zelfverzekerdheid gegroeid omdat Lester heeft geleerd dat hij zijn eigen gevoel kan vertrouwen. De organische manier van werken die hij heeft, van projecten oppakken en weer laten rusten heeft een heel doelbewuste kern. Een overtuiging dat wat hij maakt, wanneer hij het goed vindt, het ook goed ontvangen zal worden. En wanneer de wereld nog niet klaar is om een nieuw werk te waarderen, het werk in ieder geval ruchtbaarheid creëert door de relevantie ervan. Tegenwoordig worden kunstenaars niet meer benaderd in hun atelier waarin ze de kunstwerken al klaar hebben staan. Kunstenaars worden gevraagd door galeries of musea voor projecten waarbij een nieuw maatschappelijk geëngageerd plan wordt gepresenteerd. Het is dan aan de kunstenaar om met een nieuw idee te komen of te kijken of er nog iets op de plank ligt wat erbij past. Bij Holes in the Sky pasten beide ideeën die bij Lester op de plank lagen uitstekend. Het is uitkijken naar volgende projecten waar Gabriel Lester mee bezig is. Of het nu gaat om nieuwe ideeën of oude werken in een nieuw jasje, wat hij maakt blijft prikkelen.