Een gesprek met drie stiltes

mei 2017

‘’ -Eer het Goddelijk licht in de openbaringen van de kunst-, daar kun je niet meer mee aankomen tegenwoordig. Toch appelleert het ook aan iets vind ik. Ze hebben het gelukkig wel laten zitten.’

Beeldend kunstenaar Roland Schimmel heeft het over de tekst die de ingang van het Gemeente Museum Den Haag siert. Het woord openbaring vindt een overlapping met Schimmel zijn werk, maar daarvoor moet jij als toeschouwer even in de kinderschoenen stappen. Niet in de trend van ‘een kind kan de was doen’, je moet er wel je best voor doen en weer even teruggaan naar het kind wat geen angst kent. Je kent het wel, toen je nog in de hoogste bomen klom en van de steilste heuvels af-racete met een zelfgemaakte skelter. ‘’Je moet je zo ontvankelijk opstellen als een kind’’, aldus Roland. Deze opdracht is de sleutel tot zijn werk. Maar is dit misschien ook de manier om naar kunst te kijken?

Het is stof om over na te denken. In gesprek hierover met Roland deelt hij mee dat ‘’Dit precies het mooie is van beeldende kunst, die gaat niet alleen over denken maar ook over beleven en je hoeft er niet per se heel lang voor te staan om er een blijvend letsel aan over te houden.’’ Maar waarschijnlijk ga je voor Rolands’ werk even zitten en duik je onder in een eindeloze licht-overgoten wereld waar kleuren zwieren. Het is hypnotiserend.  Een passage van de Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt in het postume Life of the Mind, brengt dit idee nog extra aan het licht: ‘’Het is alsof ik mij heb teruggetrokken naar een denkbeeldig land, een land van onzichtbare dingen, waarvan ik geen weet zou hebben als ik dat vermogen tot herinnering en verbeelding niet had. Denken vernietigt zowel ruimtelijke als tijdsafstanden.’’

Roland begrijpt deze uitspraak. ‘’Dat is eigenlijk ook wel precies wat ik zou willen dat er gebeurd ja’’, deelt Roland, ‘’Een soort zelf-genererend principe op het moment dat je gaat kijken. De kijker zelf levert de energie om door te blijven kijken. Je genereert zelf beelden naar aanleiding van wat ik jou aanbied. Of ik trigger je eigenlijk op een gebied waardoor je zelf meer gaat zien dan dat er is: nabeelden. Ik ben gewoon niet tevreden met het naschilderen van een stoel. De grens van een stoel wordt meestal diffuus als je er langer naar kijkt. En als je dat wilt vangen dan kom je bij waar bijvoorbeeld Cézanne ook mee bezig is geweest. Al die kleine streepjes die je ziet in zijn schetsen waarmee hij het moment probeert te pakken. Maar zodra hij zijn blik beweegt van het motief naar zijn papier verschijnt zijn beleving hiervan op het papier. In zijn werk staan de contouren niet vast maar lijken ze te trillen.

Nabeelden zijn eigenlijk een soort blauwe plekken van het netvlies. In de wetenschap bekijken ze het alleen maar als een soort aanpassingsmechanisme van het oog, maar het confronteert jou ook met jouw opnamecapaciteit en hoeveel je kan verwerken. John Cage zei het al:” A quiet mind is one in which the ego does not obstruct the fluency of things, that come in through the senses and up through ones dreams’’. ‘’

Deuren dicht, compressor aan. Het gedruis suist langs Roland’s oren, hij zet zijn masker op en pakt de spuitbus erbij. Nabeelden geel, rood en blauw ontstaan in deze opgesloten werkuren, toen ik er nog niet was. Hij behandelt het witte doek daarnaast ook met zwart en titaanwit, iets witter dan het wit van de omgeving. Het atelier met de hoge boekenkasten bruist van nieuwe energie. Tientallen kleine tekeningetjes, liggend op tafel, lijken te dansen en op zijn schilderij-in-de-maak is het zwart nog een sticker. Het lijkt alsof er een lamp achter zit. ‘’Zodra je naar het zwart kijkt ontstaat er een lichteffect omheen, fysiologisch zit dat zo in elkaar. Het is spannend om op zo’n grens te zitten. Zo’n grens van zie ik nou wat er gebeurt of doe ik dat zelf?’’.

Zonder dat jij hier als toeschouwer bewust van bent, word je actief. Het werk is een pleidooi van bewegend beeld en ritmes; een andere zienswijze.

Roland vervolgt ‘’Dat je niet zeker weet wat er daadwerkelijk is, maakt dat je beter gaat kijken. In die zin word je kritischer naar datgene waarnaar je kijkt en naar jouw perspectief, dus ook kritischer naar het eigen oordeel.’’

Ik zeg niets meer, voor even dan.

Ademloos tuur ik in de oneindigheid van het doek. Als op zomerdagen uren in de zon turen totdat de zwarte vlekken op je netvlies branden.

Verschillende nabeelden spelen achtereenvolgend op. ‘’Sommige mensen worden er rusteloos van.’’ Het is de impact van het beeld. Een spel met de verschillende ritmes van een weergave. Je kunt er niet aan ontsnappen en wordt gedwongen langer te kijken. Godzijdank. Mens durf eens stil te staan. Ik pleit ervoor, maar heb het zelf nog niet onder de knie: afgelopen weekend stond ik ijsberend op de trein te wachten en een studiegenoot kwam laatst naar mij toe om mij te wijzen op mijn voortdurend bewegende voeten onder de tafel die haar zo afleidde gedurende ons tentamen. En toch, zit ik stokstijf stil, vastgenageld aan mijn stoel, alles gaat aan mij voorbij, behalve Rolands’ werk.

‘’Het nabeeld is een soort interval’’, een tussenruimte als de afstand tussen twee tonen die doorgalmen in de klankkast van een gitaar. Het zijn de tonen die je niet kunt afdwingen. ‘’Het gaat om die rusteloosheid. Niet in control zijn, het loslaten van vooropgezette ideeën, waar Roland genoeg te kampen mee heeft gehad. Na ooit de wens om priester te worden is hij nu, het klinkt misschien wat zwaar, maar – bijna –getraumatiseerd door het katholieke geloof waarmee hij al jong in aanraking is gekomen.

R:                  ‘’Eigenlijk is er misbruik gemaakt van mijn ontvankelijkheid als kind op een bepaalde manier.’’

 

C:                   ‘’Staat daarom ontvankelijkheid nu centraal in jouw werk?’’

 

R:                    ‘’Ja, ik denk het wel. Het moet er toch uit. Ik wil het bezingen, een podium oprichten ervoor.’’

‘’Sommige mensen zien kunst als een vorm van geloof’’ zegt Roland terwijl hij twijfelt aan de waarheid van dat idee. Maar in zijn studie Fine Art, die hij tegen ouders’ wil en dank in is gaan doen, vond hij een manier om over zichzelf heen te kijken.

‘’Gedurende mijn studie was conceptuele kunst heel erg aan de hand en dat is eigenlijk een bezinning op hoe je waarneemt.’’ Het gaat om meer vertellen dan een verhaal.

‘’Als je het hebt over schijnwerkelijkheid, daar moet je het niet over hebben, dat moet je gewoon laten zien.’’ zegt Herman Finkers, en dat is Roland op het lijf geschreven. ‘’Jij beïnvloedt het beeld door het waar te nemen.’’ Laat scherpstellen schieten, wordt dronken in het diffuse en doortast het dynamisch principe. Want als ik Roland vraag naar dat wat mensen als goudklompje uit de grond van zijn werk graven: schijn, dan verwijst hij direct naar dit principe, deze dynamiek in ons bestaan beschreven door de man die God heeft doodverklaard; Nietsche. God is volgens hem immers een illusie en illusies misleiden de mens. ‘’Maar tegelijkertijd als het echt een fundamentele kracht is in ons leven, dan zou dat kunnen betekenen dat we ook niet zonder schijn kunnen. Dus je moet jezelf ook geen schijn toestaan. Wat is waarheid en werkelijkheid? De feitelijke werkelijkheid. We moeten terug naar de feiten zeggen ze dan. En toch, als je alleen teruggaat naar de feiten, dan kom je d’r ook niet. Nee eigenlijk zijn er geen feiten, alles neem je waar. Alles gaat door de filtering van jouw waarneming en die van eenieder op z’n eigen manier. De wetenschap zegt ‘’wij beschikken over objectieve feiten’’, maar dat is ook niet waar. Zij gebruiken apparaten die enkel feiten kunnen waarnemen, op een bepaalde manier en dat is ook weer een interpretatie.’’ Roland breidt door op de objectieve waarheid van het minimalisme. ‘’Maar schijn in het minimalisme was natuurlijk een verboden gebied. Malevich’ werk wordt als het ultieme nulpunt geïnterpreteerd maar er zijn ook andere uitspraken over die erop wijzen dat hij juist naar een andere dimensie wilde met zijn werk.‘’

Een stortvloed hardop-denken.

We kunnen door de bomen het bos niet meer zien. Het enkelvoudig antwoord ontbreekt. Dan borrelt de vraag op naar de waarneming van een kleurenblinde, gestoeld op de subtiele strijdige kleurenkringen die spelen in het wit wat Roland maakt. De tegendraadse kleuren zien wij dankzij hun averechtse opzet.

Als een blinde over kleuren spreken?

Kleurenblindheid schijnt vanaf de geboorte altijd een rood-groen stoornis te zijn geweest geeft Google ons raadt…

Het einde lijkt zoek, de woorden vliegen met de snelheid van het licht en de stilte valt weer.

Misschien maar goed ook.

‘’Aan de ene kant is die oneindigheid heel beangstigend door het referentiepunt dat mist, dat gevoel dat je ook weleens hebt als je naar de sterren kijkt en je voorstelt dat er geen zwaartekracht zou zijn en tuimelt in die eindeloosheid van de nacht. Dat is natuurlijk een heel beangstigende gedachte: dat alles oplost. Het is een angstig idee, maar als je je daaraan overgeeft dan is het ook hoopvol.’’ En Roland voegt eraan toe: ‘’Een dier gaat alleen maar hardlopen uit angst’’.